Israël en ik 20; Midden Oosten

 


Natuurlijk denk ik na over de gespannen situatie in Israël en de omliggende landen. Wat een explosieve momenten in steden, tussen groepen mensen en individuen. Wat een pijn en verdriet. Heel graag zou ik het anders zien: geen moordende wapens, geen haat en geen voortdurende represailles. Mijn antwoord is: bidden tot de Almachtige, de Schepper van al die jongeren en ouderen en de Schepper van al die landen die samen zijn aarde vormen. Hij, de Almachtige, heeft de sleutel van de Vrede in handen.

Voor mij is er geen andere manier om naar het Midden-Oosten te kijken dan door de bril van de Bijbel en dan is het nog heel persoonlijk ingekleurd. Voorzichtig wil ik wat teksten uit dat Boek aanhalen om mij te verantwoorden over mijn stellingname. In het eerste boek uit de Bijbel, Genesis, lees ik in hoofdstuk 17 dat God met Abraham en zijn nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond sluit. Hij wil de God van Abraham zijn en van zijn nakomelingen en Hij zal heel Kanaän, het land waar Abraham nu nog als vreemdeling woont, hem en al zijn nakomelingen voor altijd in bezit geven en Hij zegt erbij: “Ik zal hun God zijn”. Op vele plekken in de Bijbel komt dit gegeven terug. En als in die lange geschiedenis de nakomelingen van Abraham – Israël - hun God vergeten en egoïstisch hun eigen gang gaan, roept God ze steeds terug met, soms, harde Hand. God heeft Abraham en zijn nakomelingen n.l. met een doel uitgekozen: de wereld moet horen en ontdekken wie die God van Israël is, wie de Schepper van hemel en aarde is. Israël moet de volken van de wereld jaloers maken.

Een van de eersten die dat goed begrepen heeft, is Ruth (zie het boekje dat naar haar genoemd is) uit het buurland Moab. Ze is getrouwd geweest met een Joodse man uit Bethlehem, maar is nu weduwe. Op een gegeven moment staat ze voor de keus om in haar eigen land te blijven of om zich te vestigen in de plaats waar haar overleden man vandaan komt. Ze spreekt dan de hoopvolle woorden: “Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God”. En waarom wil ze zich juist bij dit volk aansluiten? Omdat ze door haar man en door haar familie de God van Israël heeft leren kennen, een God van liefde, van hoop en vrede. En de profeet Zacharia mag iets dergelijks profeteren, n.l. dat “als die tijd gekomen is, zullen 10 mannen uit de volken met verschillende talen een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: “wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is””. (Zacharia 9 ; 9, 10) Deze aanhalingen passen precies bij de opmerking van Jezus in Johannes 4 : 22, waar Hij in gesprek is met een Samaritaanse vrouw: “…de redding komt immers van de Joden”. In een volgende blog wil ik deze weg graag verder uitwerken. Er is hoop.

 

Reacties

meest gelezen